“Je mag je handen dichtknijpen met zulke aardige medewerkers en buren”

bewoner de heer Toenbreker

Als oud-militair leeft de heer Toenbreker met zijn 94 jaar graag nog zo zelfstandig mogelijk: “Ik sta op, was mezelf, smeer mijn eigen broodje en kook een eitje. De rest van de dag lees ik de krant en volg ik het nieuws op tv. Ik houd alles bij.”
Goud waard
Voor de dingen die hij niet meer zelf kan, is hij blij dat de helpenden en verzorgenden van Henriette Roland Holst er voor hem zijn: “De medewerkers hier zijn erg aardig. Dat geldt ook voor de fysiotherapeut, die me geholpen heeft met allerlei oefeningen, zodat ik zelfstandig op mijn scootmobiel kan stappen. Met zo’n mobiel kan ik dan alle kanten uit.”

De heer Toenbreker kan ook rekenen op de hulp van een bewoner die bij hem op de afdeling woont: “Die buurman is goud waard! Als hij boodschappen doet, vraagt hij altijd of hij iets voor mij kan meenemen. Soms vraag ik hem wat chocolaatjes te halen. Die geef ik dan aan de medewerkers die mij helpen.”

Ruim appartement in Henriette Roland Holst
Dat de heer Toenbreker een succesvol militair leven achter de rug heeft, blijkt wel uit alle medailles en oorkondes die zijn appartement in het verzorgingshuis sieren. “Ik ben blij met de ruimte. Het is een groot appartement. Naast een woonkamer met keukentje heb ik een eigen slaapkamer en een eigen badkamer.”

Vaak komt hij zijn appartement niet uit: “Soms eet ik ’s avonds in het grote restaurant beneden. Dat hebben ze onlangs helemaal gerenoveerd. En ze hebben het meubilair vervangen: die kuipstoelen zijn mooi en ze zitten goed.” De maaltijden zijn niet elke dag aan hem besteed: “Ik ben gewend Hollands te eten, met aardappelen, groenten en vlees. Omdat hier in Henriette Roland Holst veel mensen met een andere culturele achtergrond wonen, is het eten daar ook op aangepast. Soms kies ik er dan voor om brood te eten, maar dat vind ik niet erg.”

Aandacht van oud-collega’s
Terugkerende hoogtepunten voor de heer Toenbreker zijn de bezoekjes van defensiemedewerkers: “Ze vergeten je nooit en blijven aan je denken. Ook halen ze me op voor de defilés in Wageningen en Groningen. Mooi dat de krijgsmacht veteranen uit de Tweede Wereldoorlog nog steeds eert.”